Ik mocht vorig jaar op een studiedag over de juridische uitdagingen en opportuniteiten van AI en de metaverse de volgende denkoefening maken : Welke strafwetten heersen er in de metaverse?
Kan en moet een virtuele verkrachting gelijkgeschakeld worden qua vervolgings- en bestraffingsbeleid met het misdrijf verkrachting zoals we dit vandaag kennen in ons Strafwetboek? Deze vraag is zeker voor een interessante discussie vatbaar.
Juridisch technisch kan worden verwezen naar het feit dat in ons land reeds een veroordeling werd uitgesproken voor een ‘online’ verkrachting waarbij het slachtoffer en de dader zich niet in dezelfde ruimte bevonden op het ogenblik van de feiten. De dader had het minderjarige slachtoffer immers met behulp van intimidatie digitaal aangezet om zich tegen de eigen wil te pentreren. Het wetsartikel dat het misdrijf verkrachting viseert, lijkt in navolging van digitale evoluties aldus enigzsins rekbaar. De vraag rijst natuurlijk ook of een avatar als een beschermd persoon kan worden beschouwd. Veel zal in dit kader volgens mij afhangen van de waarde die we in de toekomst aan onze virtuele identiteit zullen toedichten. Indien onze avatar een realistische virutele dubbelganger zal worden, kunnen wij hier niet lichtzinnig mee omspringen.
De vraag naar de aanpak van een virtuele verkrachting vereist m.i. ook meer doorgedreven onderzoek naar de psychologische impact van deze nieuwe vorm van criminaliteit. We dienen vandaag op te letten voor victim blaiming, zoals het is 'maar' online, je had maar geen vrouwelijke avatar moeten kiezen, etc.
De eerste getuigenissen van slachtoffers die in een virtuele wereld seksueel werden misbruikt, wijzen op een niet te onderschatten morele schade. Een virtuele realiteit is immers ontworpen met het doel om als een echte (nieuwe) werkelijkheid te worden ervaren. Denk hier bijvoorbeeld aan de vreemde gedragingen van mensen die met een VR bril op een afgrond van een hoog gebouw lijken te staan terwijl ze in se weten zich op de begane grond te bevinden. Lichaam en geest worden met succes in het ootje genomen. Het is dus niet onlogisch dat slachtoffers na een virtuele aanranding of verkrachting getuigen over gevoelens van schaamte en angst.
In het licht van bovenstaande bedenkingen zou er eventueel kunnen worden geopteerd om een separate strafbaarstelling van 'seksuele intimidatie' in het leven te roepen om specifiek op deze nieuwe misdrijfvorm in te spelen.
Uiteraard is voorkomen steeds beter dan genezen. Een belangrijke rol lijkt mij dan ook weggelegd voor de ontwikkelaars van virtuele platformen. Er zijn heel wat mogelijkheden om zelfbeschermingstools in te bouwen, zoals de optie waarbij er slechts aanrakingen kunnen plaatsvinden na toestemming, een personal space tool waarbij andere avatars op 1,5 meter afstand dienen te blijven,..
Ook hier is enige voorzichtigheid geboden nu wellicht niet elke virtuele wereld een Disneylandachtige realiteit waar enig misbruik uit den boze is, zal worden. Zelfs indien deze tools voorhanden zijn, is het overigens niet uitgesloten dat slachtoffers omwille van een eventuele freeze reactie hier geen gebruik van zouden kunnen maken of een scenario waarbij een dader eerst het vertrouwen van zijn slachtoffer weet te winnen om de zelfbeschermingstools uit te schakelen om hier vervolgens misbruik van te maken.
Veel stof tot nadenken!
Het lijkt mij voor politie en justitie cruciaal om hier tijdig grondig mee aan de slag te gaan en niet zoals in het verleden achter te hinken op nieuwe digitale misdaadverschijnselen.